Industrial Price Formation Industrial Price Formation

In dit boek worden modellen van de prijsvorming in bedrijfstakken behandeld; de nadruk ligt op prijsvorming in een open economie. Het doel is om te laten zien hoe modellen die zijn gebaseerd op de economische theorie kunnen bijdragen tot een verklaring van prijsvorming; de modellen worden toegepast op gegevens voor Nederland in de periode 1961-1979. Er zijn verschillende redenen waarom het nuttig is om prijsvorming in bedrijfstakken te bestuderen en hierbij een economische theorie te gebruiken. Ten eerste kan toepassing van de modellen een antwoord geven op vragen als: zijn de winstmarges in meer geconcentreerde bedrijfstakken hoger dan die in minder geconcentreerde bedrijfstakken?; zijn de prijzen in meer geconcentreerde bedrijfstakken minder flexibel dan die in minder geconcentreerde bedrijfstakken?; leidt sterke buitenlandse concurrentie tot lage winstmarges en lage prijsstijgingen? Ten tweede zijn veel bestaande modellen van de prijsvorming gebaseerd op ad-hoc argumenten, wat weinig of geen interpretatie van de coëfficiënten toelaat en dus nauwelijks restricties oplevert. Daarentegen laat een economisch-theoretische benadering zien welke variabelen in het model moeten worden opgenomen en maakt een duidelijke interpretatie van de coëfficiënten mogelijk. Een voorbeeld kan dit wellicht verduidelijken. In veel studies over prijsvorming wordt de winstmarge verklaard uit onder andere het marktaandeel van de binnenlandse producenten; de redenering hierbij is dat een sterke buitenlandse concurrentie (dus een laag binnenlands marktaandeel) tot een lage winstmarge leidt. In Hoofdstuk 6 van dit boek laat ik zien dat een micro-economische theorie inderdaad kan leiden tot de opneming van deze variabele in het model en dat haar coëfficiënt positief is en afhangt van de substitutiemogelijkheden tussen binnenlandse en buitenlandse producten.

Inhoud

Het boek bestaat uit drie delen. In Deel 1 wordt de relatie tussen prijzen en kosten bestudeerd met behulp van een input-output model voor de kosten en een model waarin de prijzen worden bepaald door een opslag op de historische kosten. In Deel 2 wordt de prijsvorming onder volledige mededinging bestudeerd; de 'law of one price' wordt getoetst en er wordt een algemeen-evenwichtsmodel geconstrueerd en geschat. In Deel 3 wordt de prijsvorming onder monopolistische mededinging behandeld. Er wordt een theoretische basis gegeven voor een prijsvergelijking die veel gebruikt wordt in de leer van de industriële organisatie; verder bevat dit deel een analyse van de effecten die concentratie heeft op prijsvorming, en een algemeen-evenwichtsmodel van de prijsvorming onder monopolistische mededinging.

Enkele beperkingen van de analyse in dit boek zijn: 1. de modellen van de Delen 2 en 3 zijn statisch; 2. er wordt verondersteld dat de prijzen of het aanbod van de primaire productiefactoren (arbeid, kapitaal, ingevoerde producten) exogeen zijn; 3. de modellen van de verschillende hoofdstukken worden slechts in zeer beperkte mate met elkaar vergeleken; 4. de toepassing van de modellen is vrijwel steeds beperkt tot een schatting van het uit de theorie afgeleide model, dat wil zeggen er zijn bijna geen varianten geschat of ad-hoc uitbreidingen aan de modellen gegeven.

Samenvatting van de hoofdstukken

Deel 1

In Deel 1 wordt bestudeerd hoe prijsveranderingen zich door de economie voortplanten doordat de kosten van een bedrijfstak mede bepaald worden door de prijzen van de andere bedrijfstakken. In dit deel wordt verondersteld dat de productietechniek onafhankelijk van de prijzen is en dat de ondernemers hun prijzen vaststellen door een constante procentuele winstmarge op de kosten te leggen. In Hoofdstuk 2 worden de eigenschappen van een statische en een dynamische versie van het model geanalyseerd. In Hoofdstuk 3 wordt een versie van het dynamische model toegepast en worden de effecten gesimuleerd van een algemene loonstijging, een algemene stijging van het invoerprijspeil, en een stijging van de prijs van ruwe aardolie.

Deel 2

In Deel 2 wordt bestudeerd hoe de prijzen tot stand komen als er volledige mededinging is. Hoofdstuk 4 gaat over de 'law of one price,' toegepast op een kleine open economie. Als een binnenlands en een buitenlands product in een perfecte markt verhandeld worden, dan zegt de 'law of one price' dat de prijzen van het binnenlandse product en het buitenlandse product gelijk aan elkaar zijn. De 'law of one price' is getoetst voor 5 goederengroepen; de resultaten laten zien dat de 'law of one price' alleen opgaat voor de groep brandstoffen. Ook zijn de effecten die aggregatie kan hebben op de toetsing geanalyseerd en is een vergelijking gemaakt tussen 'unit values' en prijsindexcijfers. Een mogelijke verklaring voor het niet opgaan van de 'law of one price' is dat binnenlandse en buitenlandse producten niet volledig substitueerbaar zijn. In Hoofdstuk 5 wordt daarom een model geconstrueerd waarvan de 'law of one price' een speciaal geval is. Er wordt aangetoond dat voor een kleine open economie de prijzen van buitenlandse producten gegeven zijn omdat haar uitvoer klein is ten opzichte van de wereldproductie. Uit de empirische toepassing blijkt dat de prijsvorming beter verklaard wordt door dit model dan door de 'law of one price.'

Deel 3

In Deel 3 wordt prijsvorming onder monopolistische mededinging behandeld. In Hoofdstuk 6 wordt aangenomen dat de kosten evenredig zijn met de omvang van de productie en er wordt alleen aandacht gegeven aan concurrentie tussen binnenlandse en buitenlandse producenten die een gelijksoortig product (bijvoorbeeld voedingsmiddelen) produceren. Er wordt een relatie afgeleid tussen de winstmarge van een monopolist en zijn aandeel op de binnenlandse markt; er wordt aangetoond dat de winstmarge lager is, naarmate het binnenlandse marktaandeel lager is of de substitutiemogelijkheden tussen het binnenlandse en het buitenlandse product groter zijn. Uit de empirische toepassing blijkt dat de toegenomen buitenlandse concurrentie de winstmarge vooral heeft beïnvloed in de bedrijfstakken Overige voedingsmiddelenindustrie, Textielindustrie en Kleding-, leer- en schoenenindustrie.

In Hoofdstuk 7 wordt ook de concurrentie tussen de producenten van geheel verschillende goederen (bijvoorbeeld voedingsmiddelen en kleding) in de beschouwing betrokken. Ook wordt er een model gemaakt voor de relatie tussen de kosten en de bezettingsgraad. Deze twee veralgemeniseringen leiden tot een model waarin het prijspeil in een bedrijfstak wordt beïnvloed door vijf variabelen: 1. de variabele kosten (loonkosten en materiaalkosten); 2. de vaste kosten (kapitaalkosten); 3. de bezettingsgraad; 4. het binnenlandse marktaandeel (het aandeel van de binnenlandse producenten op de markt voor het goed dat zij produceren); 5. het budgetaandeel (het aandeel dat de binnenlandse en de buitenlandse producenten van een goed hebben in de totale binnenlandse bestedingen). Het model is geschat voor 24 bedrijfstakken, die samen de Nederlandse economie omvatten. De empirische resultaten laten zien dat in alle bedrijfstakken (behalve Delfstoffenwinning en Woningbezit) de variabele kosten de belangrijkste factor in de prijsvorming zijn; de vaste kosten en het budgetaandeel zijn belangrijk in ongeveer de helft van de bedrijfstakken; en de bezettingsgraad en het binnenlandse marktaandeel zijn belangrijk in ongeveer een vijfde van de bedrijfstakken.

In Hoofdstuk 8 wordt de relatie tussen concentratie en prijsvorming onderzocht. Verschillende bestaande modellen van deze relatie worden gecombineerd met het model van Hoofdstuk 7. De empirische resultaten laten zien dat er in Nederland geen verband bestaat tussen concentratie en winstmarge. Wel is het zo dat het prijspeil meer reageert op veranderingen in de bezettingsgraad en veranderingen in het budgetaandeel, naarmate de bedrijfstak geconcentreerder is.

In Hoofdstuk 9 worden de modellen per bedrijfstak die in Hoofdstuk 7 zijn ontwikkeld, samengevoegd tot een model dat de prijsvorming in de economie als geheel beschrijft. Voor enkele eenvoudige gevallen wordt theoretisch afgeleid hoe de binnenlandse prijzen reageren op veranderingen in de buitenlandse prijzen, de primaire kosten en het inkomen. Voor de 24 bedrijfstakken die in Hoofdstuk 7 zijn onderscheiden, wordt een empirische analyse gegeven. De resultaten laten zien dat in de meeste bedrijfstakken de primaire kosten en de buitenlandse prijzen ongeveer even belangrijk zijn.

Inhoudsopgave

Download

Oorspronkelijk gepubliceerd in 1986 door de Noord-Hollandsche Uitgeversmaatschappij (Elsevier Science Publishers) als deel 158 in de reeks Contributions to Economic Analysis (ISBN 0 444 70102 8)